Sunday, May 5, 2019

10. Sluizen, Schepen en Schippers


Na een paar dagen passagieren in Bazel werden onze kano’s te water gelaten. Nauwelijks hadden we tijd om iedereen te bedanken en afscheid te nemen, want onmiddellijk sleurde de stroom ons mee. Hoe veel stroom er stond, merkten we vooral toen we met een rotvaart onder een brug door gezogen werden. Dit hadden we nog nooit meegemaakt. Maar we hadden kano-ervaring genoeg om hier snel mee te leren omgaan. En net toen we de slag te pakken hadden hoe we ons rustig mee peddelend de goede kant op konden laten duwen, was het afgelopen met de pret. Ineens was er helemaal geen stroom meer en moesten we weer zelf aan de bak.
Zonder dat we het in de gaten hebben gehad waren we namelijk op het gekanaliseerde deel van de Rijn terecht gekomen. In het bovendeel van de Rijn is het verval zo groot dat er grote dammen met sluizen in gebouwd zijn, zodat er voldoende water staat om de zwaar beladen schepen naar Bazel te kunnen laten varen. Vreemd dat dit voor ons als een verrassing kwam, want die sluizen hadden we op de heenreis natuurlijk ook gezien. Maar we hebben er toen kennelijk geen enkele aandacht aan besteed.

Een ander verschijnsel waar we vanaf de ZAMBESI niet naar gekeken hadden, waren de oevers. Het gekanaliseerde deel van de Rijn (dat loopt door tot vlak bij Straatsburg) heeft schuin oplopende gladde, betonnen oevers, waar je op geen enkele manier uit je kano kunt stappen. Om twee redenen was dat wel nodig. In de eerste plaats om aan het eind van de dag ergens een kampeerplekje te kunnen vinden. Maar dat was niet alles. Je kunt namelijk niet de hele dag in een kano zitten. Na een paar uur krijg je door gebrek aan doorbloeding flink pijn aan je kont. Dat is alleen te verhelpen door om de zo veel tijd even een stukje te lopen. Maar er waren heel weinig plaatsen waar deze betonnen glooiing onderbroken was en we aan de wal konden komen. Dus peddelden we vaak met veel kontpijn gewoon door en moesten we soms genoegen nemen met slechte kampeerplaatsen.

Maar de grootste sensatie waren de sluizen die we moesten passeren. Vanuit de grote ZAMBESI waren het in onze ogen “gewoon sluizen”, maar vanuit de kano’s leken het voor ons onneembare vestingen. Tijdens onze kanotochten in Nederland hadden we ook met sluizen te maken gehad. Ook wel vrij grote, maar deze sloegen alles. We konden ook nergens aan de kant om ons te melden en vragen om een schutting. Dus peddelden we bij de eerste sluis maar een tijdje voor de sluisdeuren langs in afwachting van wat komen ging. Nadat de naar Bazel varende schepen de sluis verlaten hadden en er een paar stroomafwaarts varende schepen er in gevaren waren, hoorden we, krakend uit luidsprekers: “Die  Kanus können herein fahren”.
Ook werd ons meegedeeld dat we achter in de sluis moesten blijven.
Maar dat leek ons juist een bijzonder gevaarlijke plaats. Vlak vóór ons lag namelijk een groot vrachtschip, ongeladen. Langzaam zagen we de schroef van het schip een eind boven het water uit en ver boven ons hoofd, rond draaien. Wij realiseerden ons dat één klap van die schroef tot gevolg zou hebben dat wij als vliegen tegen de sluisdeuren geplakt zouden zitten.
Toen er na een tijdje iemand naar ons kwam kijken, wisten we niet hoe snel we in ons beste Duits en ook zo vriendelijk mogelijk moesten vragen:
“Schipper, wilt u alstublieft een beetje voorzichtig de sluis uit varen?”
Die vraag herhaalden we bij elke sluis (ongeveer 10) en altijd ging het op dezelfde manier: eerst mopperden ze over die verdomde kano’s in de sluis, om dan bij het uitvaren heel langzaam de schroef te laten draaien en minstens 10 keer om te kijken of alles wel goed ging met ons. Toch was het elke keer weer spannend.

No comments:

Post a Comment