Tuesday, May 14, 2019

14. Sluizen, tunnels en een aquaduct

Het Marne-Rijn Kanaal kan ik met de camper vrij goed volgen. Het ligt in een landelijk gebied met veelal kleine en rustige wegen. Langs het kanaal rijden kan bijna nergens, maar ik kom er wel telkens via bruggen overheen. Meestal bij een sluisje. Ook kan ik bijna overal langs het kanaal wandelen. Zo krijg ik eigenlijk een veel beter idee van het Kanaal dan in 1965 toen we er op voeren.
Veel respect heb ik inmiddels voor de ingenieurs en de arbeiders van rond het midden van de 19de eeuw. Het aanleggen van dit kanaal is een echt huzarenstukje geweest. Om te grote hoogteverschillen te vermijden moesten ze vooral in het bergachtig gebied van de Vogezen hele stukken berg weghakken. Maar in het gebied daar achter ligt het Kanaal voor een deel een heel stuk boven het land er omheen. Dus moesten ze het daar een heel eind ophogen. Zo konden ze het aantal sluizen tot een minimum beperken.

Na deze reis waren we trouwens wel echte ervaringsdeskundigen op het gebied van sluizen. We zijn minstens 200 keer geschut in sluizen van alle soorten en maten. Zo was er bijvoorbeeld ergens een vrij grote sluis met twee sluiskolken naast elkaar. Het verval was zo groot dat het water van de ene in de andere sluiskolk gespoten werd. Niets vermoedend lagen wij met onze kano’s zoals altijd bij een trapje om je aan vast te kunnen houden om met de stijgen of dalen mee te kunnen gaan. Ineens ging vlak onder onze kont het water kolken en borrelen. We schrokken ons rot  en moesten met alle kracht het trapje vasthouden om niet weggedrukt te worden.
En vlak vóór Nederland in België was de sluis met het grootste verval, meer dan 10 meter. Dat ging hard naar beneden.

Maar er zijn ook plaatsen waar sluizen het hoogteverschil niet goed kunnen maken. Daar waren andere oplossingen voor, bijvoorbeeld het hakken van tunnels. Toen we met onze kano’s met de eerste tunnel geconfronteerd werden, was dat voor ons zoals je zult begrijpen ook weer een verrassing. Vóór ons doemde een flinke berg op, waarin het Kanaal in een donker gat verdween. Verbaasd keken we naar dit nieuwe fenomeen en vroegen ons af hoe we dit op gingen lossen. Er was helemaal niemand om iets aan te vragen. Vlak vóór de tunnel zagen we dat die heel lang was. Heel in de verte zagen we een kleine witte vlek. Dat was het eind van de tunnel die dus kaarsrecht moest zijn. In de tunnel was het aardedonker. En toen we er een stuk in voeren, bleek het er ook erg koud te zijn.
Wat gaan we doen? Er op goed geluk gewoon in varen en proberen aan het eind te komen? We gingen voorzichtig een stukje verder. Maar toen realiseerden we ons dat als de witte vlek aan het eind donker zou worden dat er dan een schip naar ons toe kwam. En dat schip zou bijna net zo breed zijn als de tunnel. Het enige wat we dan konden doen was terug varen. En dat zou dan achteruit peddelend moeten, want omkeren was niet mogelijk. De kano’s waren namelijk langer dan de breedte van de tunnel. Stel je voor dat dat ergens in het midden of bijna aan het eind zou gebeuren . . .
We deden het enige wat we konden en peddelden achteruit de tunnel weer uit. We zouden vragen of we op het eerstvolgende vrachtschip aan dek door de tunnel mochten. De eerste de beste schipper had daar geen enkel bezwaar tegen. Later waren er nog meer tunnels, maar die waren veel korter. Dus waagden we het daar  wel om er door heen te peddelen.

Zoals gezegd loopt de weg maar af en toe zo langs het Kanaal dat ik het vanuit de camper kon zien. Groot was dan ook mijn verbazing en blijdschap toen ineens de ingang van die eerste, lange, tunnel in beeld kwam. Het was nog steeds in de “middle of nowhere”, maar er stond nu wel een gebouwtje bij. In het gebouwtje zat geen sluiswachter, maar een “tunnelwachter”. Hij wist dat het vroeger allemaal heel anders was. Hij zat er om de toeristen – veelal amateurschippers op huurboten – te begeleiden en te voorkomen dat ze geen domme dingen zouden doen. Ik hoorde nu dat dit inderdaad de langste tunnel was van bijna 3 kilometer.

Tunnels waren trouwens niet de enige verrassing. Een andere oplossing van de ingenieurs was een heel bijzonder aquaduct. In Nederland was volgens mij in die tijd maar één aquaduct, in de Ringvaart van de  Haarlemmermeerpolder. Als we daar met de auto onder door reden, vond ik dat toen al heel bijzonder. Maar het aquaduct in het Kanaal was veel mooier. Een bak met water die om de berg heen aangelegd was. We konden uit de kano’s stappen en hadden een prachtig uitzicht het dal in. Helaas heb ik dat plekje niet teruggevonden. Maar een mens kan ook niet alles hebben.

No comments:

Post a Comment