Saturday, May 11, 2019

12. Een gat in de tijd


Na een dag rust in Straatsburg pakten we alles weer in de kano’s om aan het tweede traject van onze reis te beginnen, het Marne-Rijn Kanaal. Dit kanaal loopt door bijna heel Noord-Frankrijk en is aangelegd in de tijd van Napoleon. Maar voor ons zijn alleen de eerste 200 kilometer belangrijk. Bij het plaatsje Troussey kruist dit kanaal namelijk de rivier de Maas. Dat is het begin van het derde traject, 700 kilometer tot aan Rotterdam.

De overgang was groot, van de brede Rijn met de grote en snelle schepen naar een vrij smal en zeer rustig kanaal. Na vijf kilometer hadden we nog geen schip gezien, maar kwamen toen wel tot onze verrassing bij een kleine sluis. We stapten uit en gingen poolshoogte nemen om te kijken of we zouden gaan schutten of de kano’s om de sluis heen dragen.

Maar de sluiswachter maakte ons duidelijk dat geen van beide mogelijk was. Op zijn vraag of wij een “Permit de Circulation” hadden, moesten wij ontkennend antwoorden. Een “permit de wat?”, waar had die man het over? Hij moest het ons een paar keer vertellen, maar uiteindelijk begrepen we dat om in Frankrijk te mogen varen (en dus ook gebruik te kunnen maken van de sluizen) we een vergunning nodig hadden. Die vergunning hadden we in Straatsburg aan moeten vragen. En zonder Permit, zou geen enkele sluiswachter ons doorlaten. Ook vertelde hij ons dat er nog heel veel sluizen zouden volgen.
Veel keus hadden we dus niet: we moesten weer vijf kilometer terug varen. Maar de sluiswachter zag waarschijnlijk de teleurstelling op onze gezichten en zei dat ik zijn fiets wel kon lenen om naar Straatsburg te gaan. Hij gaf me het adres en ik ging op pad.

De overheidsdienst van de “Permits” was gevestigd in een groot, oud gebouw in de buurt van het centrum. De portier stuurde me naar de betreffende afdeling. Ik kwam in een verbazend grote kamer met maar één bureau waar een ambtenaar achter zat. Ik vertelde hem over onze ervaring bij de sluis en vroeg of ik van hem een “Permit de Circulation” kon krijgen. Maar vóór hij daar antwoord op gaf wilde hij eerst weten waar we precies heen gingen. Aan de muur hing een kaart van Frankrijk die bijna de hele wand besloeg. Met mijn vinger wees ik naar de kaart in de richting van het Kanaal tot de Maas en die volgend tot aan de bovenkant in België. “En dan varen we verder naar Rotterdam”, zei ik tot slot.
“O la, la”, zei hij een paar keer. “En alles met een kano?”
Er werden nog twee ambtenaren bij gehaald en weer wees ik aan hoe we naar huis wilden peddelen. Ineens vond ik het zelf op die grote kaart ook wel heel ver.
In rap Frans, wat ik natuurlijk niet verstond, en met veel handgebaren praatten de mannen een tijdje met elkaar. Daarna ging de ambtenaar achter zijn bureau zitten en kreeg ik een “Permit” waarmee wij een vergunning hadden voor het hele traject in Frankrijk. En dat bleek nogal uitzonderlijk te zijn, volgens de sluiswachter toen ik het hem liet zien. Met een ferme handdruk, “Bon voyage”, “Merci monsieur” en “Bon jour” namen we afscheid.
 
In 2019 maak ik dezelfde fietstocht, maar nu van de stad naar die eerste sluis. Ook nu heb ik daar natuurlijk weer geen goede kaart voor. Maar wel internet. Gestuurd door de stem in mijn mobiel laat ik mij naar het Marne-Rijn Kanaal leiden. Ik gok er op dat als ik ergens in de stad het kanaal kan oppikken en dat volg, dat ik dan vanzelf bij die eerste sluis uit zal komen.
Al fietsend dringt het tot mij door dat het maar de vraag is of ik in die enorm uitgegroeide stad dat ene kleine sluisje terug kan vinden. In 1965 lag die sluis een aardig eind buiten de bebouwde kom, maar de vraag is of dat nu nog het geval is.
Maar wat een wonder, op het moment dat mijn mobiel zegt: “Bestemming bereikt”, sta ik niet alleen bij het Marne-Rijn Kanaal, maar ook bij het sluisje. En verdomd, ik herken het ook nog. De sluisdeuren, het huisje dat er bij staat, het Kanaal, alles. Alleen ligt het nu min of meer aan de rand van de stad, op een paar honderd meter van de gebouwen van de EU.

Net als ik bij de sluis sta, is een man bezig een motorboot te schutten. Een sluiswachter is er niet meer. Het gaat nu automatisch, vertelt hij me. Ik sta er bij en kijk er naar. Alles is hetzelfde en toch heel anders. Wel het Kanaal, de sluis en het huis van de sluiswachter. Maar geen sluiswachter, een leeg huis, geen landelijke omgeving en geen beroepsvaart meer. Op zo’n plaats en op zo’n moment val je in een gat van meer dan 50 jaar in de tijd en ben je in één klap geen 19 jaar meer maar 73. Dat is een raar gevoel.

No comments:

Post a Comment