Na een dag rust in
Straatsburg pakten we alles weer in de kano’s om aan het tweede traject van
onze reis te beginnen, het Marne-Rijn Kanaal. Dit kanaal loopt door bijna heel
Noord-Frankrijk en is aangelegd in de tijd van Napoleon. Maar voor ons zijn alleen
de eerste 200
kilometer belangrijk. Bij het plaatsje Troussey kruist
dit kanaal namelijk de rivier de Maas. Dat is het begin van het derde traject, 700 kilometer tot aan
Rotterdam.
De overgang was
groot, van de brede Rijn met de grote en snelle schepen naar een vrij smal en
zeer rustig kanaal. Na vijf kilometer hadden we nog geen schip gezien, maar
kwamen toen wel tot onze verrassing bij een kleine sluis. We stapten uit en
gingen poolshoogte nemen om te kijken of we zouden gaan schutten of de kano’s
om de sluis heen dragen.
Maar de
sluiswachter maakte ons duidelijk dat geen van beide mogelijk was. Op zijn
vraag of wij een “Permit de Circulation” hadden, moesten wij ontkennend
antwoorden. Een “permit de wat?”, waar had die man het over? Hij moest het ons
een paar keer vertellen, maar uiteindelijk begrepen we dat om in Frankrijk te
mogen varen (en dus ook gebruik te kunnen maken van de sluizen) we een
vergunning nodig hadden. Die vergunning hadden we in Straatsburg aan moeten
vragen. En zonder Permit, zou geen enkele sluiswachter ons doorlaten. Ook
vertelde hij ons dat er nog heel veel sluizen zouden volgen.
Veel keus hadden we
dus niet: we moesten weer vijf kilometer terug varen. Maar de sluiswachter zag
waarschijnlijk de teleurstelling op onze gezichten en zei dat ik zijn fiets wel
kon lenen om naar Straatsburg te gaan. Hij gaf me het adres en ik ging op pad.
De overheidsdienst
van de “Permits” was gevestigd in een groot, oud gebouw in de buurt van het
centrum. De portier stuurde me naar de betreffende afdeling. Ik kwam in een
verbazend grote kamer met maar één bureau waar een ambtenaar achter zat. Ik
vertelde hem over onze ervaring bij de sluis en vroeg of ik van hem een “Permit
de Circulation” kon krijgen. Maar vóór hij daar antwoord op gaf wilde hij eerst
weten waar we precies heen gingen. Aan de muur hing een kaart van Frankrijk die
bijna de hele wand besloeg. Met mijn vinger wees ik naar de kaart in de
richting van het Kanaal tot de Maas en die volgend tot aan de bovenkant in België.
“En dan varen we verder naar Rotterdam”, zei ik tot slot.
“O la, la”, zei hij
een paar keer. “En alles met een kano?”
Er werden nog twee
ambtenaren bij gehaald en weer wees ik aan hoe we naar huis wilden peddelen.
Ineens vond ik het zelf op die grote kaart ook wel heel ver.
In rap Frans, wat
ik natuurlijk niet verstond, en met veel handgebaren praatten de mannen een
tijdje met elkaar. Daarna ging de ambtenaar achter zijn bureau zitten en kreeg
ik een “Permit” waarmee wij een vergunning hadden voor het hele traject in
Frankrijk. En dat bleek nogal uitzonderlijk te zijn, volgens de sluiswachter
toen ik het hem liet zien. Met een ferme handdruk, “Bon voyage”, “Merci
monsieur” en “Bon jour” namen we afscheid.
In 2019 maak ik
dezelfde fietstocht, maar nu van de stad naar die eerste sluis. Ook nu heb ik
daar natuurlijk weer geen goede kaart voor. Maar wel internet. Gestuurd door de
stem in mijn mobiel laat ik mij naar het Marne-Rijn Kanaal leiden. Ik gok er op
dat als ik ergens in de stad het kanaal kan oppikken en dat volg, dat ik dan vanzelf
bij die eerste sluis uit zal komen.
Al fietsend dringt
het tot mij door dat het maar de vraag is of ik in die enorm uitgegroeide stad
dat ene kleine sluisje terug kan vinden. In 1965 lag die sluis een aardig eind
buiten de bebouwde kom, maar de vraag is of dat nu nog het geval is.
Maar wat een
wonder, op het moment dat mijn mobiel zegt: “Bestemming bereikt”, sta ik niet
alleen bij het Marne-Rijn Kanaal, maar ook bij het sluisje. En verdomd, ik
herken het ook nog. De sluisdeuren, het huisje dat er bij staat, het Kanaal,
alles. Alleen ligt het nu min of meer aan de rand van de stad, op een paar
honderd meter van de gebouwen van de EU.
Net als ik bij de
sluis sta, is een man bezig een motorboot te schutten. Een sluiswachter is er
niet meer. Het gaat nu automatisch, vertelt hij me. Ik sta er bij en kijk er
naar. Alles is hetzelfde en toch heel anders. Wel het Kanaal, de sluis en het
huis van de sluiswachter. Maar geen sluiswachter, een leeg huis, geen
landelijke omgeving en geen beroepsvaart meer. Op zo’n plaats en op zo’n moment
val je in een gat van meer dan 50 jaar in de tijd en ben je in één klap geen 19
jaar meer maar 73. Dat is een raar gevoel.
No comments:
Post a Comment