Friday, January 8, 2021

LEVENSLANG - Deel 2. Uitvoering

Onno
Toen ik bij kwam duurde het even voor ik besefte dat ik met mijn handen en mijn voeten vastgebonden in een kamer op de grond lag. Behalve een stoel, die naast me stond, was de kamer leeg. Ik zag geen ramen. Alleen een deur die half open stond. Boven me aan het plafond brandde een lamp in een fitting aan een draadje. De touwen waren zo kort dat ik me niet kon omdraaien. . . .

Ik had geen idee wat me overkomen was, ook niet waar ik nu was en hoe lang ik hier al lag. Ik herinnerde me dat ik naar het huis van Iris was gegaan en in haar kamer een glas wijn had gedronken. Ik vroeg me af of ik nog in dat huis was en wat er gebeurd was.
Toen hoorde ik iemand in de ruimte ernaast lopen. Ik wachtte even en riep toen: “Hallo, is daar iemand?”
Maar niemand reageerde. Net toen ik nog een keer, en nu wat harder, wilde roepen, kwam tot mijn verbazing Iris de kamer in lopen. Ik zag dat ze andere kleren aan had. Ze liep naar de stoel, ging er op zitten en keek me zwijgend aan.

Wat is er aan de hand, Iris? Heb jij dit gedaan?”, vroeg ik. Eigenlijk verwachtte ik dat ze me snel los zou maken en vertellen wat er met me gebeurd was. Maar dat deed ze niet. Ze bleef zitten en vroeg me, strak aan kijkend en langzaam sprekend:
“Weet je echt niet wie ik ben, Onno?”

Ze was dus niet Iris, maar wie dan wel? Ik zweeg, want ik wist het niet. Toen haalde ze langzaam een foto tevoorschijn die ze achter haar rug gehouden had. Ik schrok. Het was een foto van een jong meisje van een jaar of vijf dat mij lief lachend aankeek.
“Floortje”, zei ik. Iris zei niets, maar knikte langzaam.
“Dan ben jij . . . niet Iris, maar Margriet . . . haar moeder?!”, zei ik half vragend, meer tegen mezelf dan tegen haar.

Margriet
Dit moment gaf mij eindelijk een gevoel van overwinning. Ik had hem. Ik kon hem confronteren met wat hij had gedaan. Nu kon ik alles zeggen wat een jaar lang door mijn hoofd gespookt had. Er was hier geen advocaat om hem te verdedigen en te beschermen. Hij kon niet uit angst wegkijken en zijn advocaat kon niet met slappe smoesjes zijn zogenaamde onschuld bepleiten. Ik had hem in mijn macht. Volledig. Eindelijk kon ik hem ter verantwoording roepen.
Ja inderdaad, ik ben de moeder van Floortje, het meisje dat jij doodgereden hebt. Mijn naam ken je wel, maar in de rechtszaal heb je niet één keer naar me gekeken. Daar was je te laf voor. Maar ik wel naar jou, elke minuut, elke seconde.”

Onno zei niets, net als in de rechtszaak. Maar nu kon hij er niet meer onderuit. Zo kon ik hem zelf confronteren met wat hij op zijn geweten had en met zijn zwijgen en lafhartige gedrag in de rechtszaal. Ik beet hem toe:
“Ga je nu zelf je advocaatje napraten? 'Het was een ongeluk', 'Ze kwam plotseling voor mijn auto', 'Ik kon haar niet ontwijken', 'Ik vind het allemaal heel erg en ik zal mijn straf aanvaarden'.
De herinnering aan het zwijgen van Onno tijdens de rechtszaak en de flauwe praatjes van zijn advocaat zorgden er voor dat ik de haat en de woede die ik een jaar lang opgekropt had, nu als kots in zijn gezicht spuugde:
“Een ongeluk? Onzin, je zat met je mobiel te spelen. Je straf aanvaarden? Laat me niet lachen, een paar weken schoffelen in het plantsoen en een paar maanden je rijbewijs kwijt. Is dat straf? Weet je wie de echte straf gekregen hebben? Floortje, die is dood. En ik, ik ben mijn dochter kwijt. Voor altijd.”

Onno
Ik begreep nu dat ik in de val gelokt was. Alles wat de laatste weken gebeurd was, had Margriet gepland. Vanaf de botsing, zogenaamd per ongeluk, in de supermarkt met Iris die Margriet bleek te zijn, tot aan het niet doorgaan van ons etentje. Ik lag hier om te boeten voor het noodlottige auto-ongeluk van een jaar geleden dat ook mijn leven verwoest had.
En nu lag ik hier machteloos met mijn armen en benen als de spaken van een wiel vastgebonden en had Margriet de kans om mij al haar verdriet en frustratie in mijn gezicht te smijten.
Ze was al pratend - het ging steeds meer over in schreeuwen - gaan staan. Met gebalde vuisten maakte ze zwaaiende en slaande bewegingen. Ik verwachtte dat ze zich elk moment op mij zou kunnen storten. Maar dat gebeurde niet.
Het schreeuwen hield op. Haar armen vielen stil langs haar lichaam en als een leeggelopen ballon liet ze zich op de stoel zakken. Ik overwoog of ik haar zou vertellen hoe het mij vergaan was na het ongeluk en de rechtszaak. Dat sinds het ongeluk mijn dagen gevuld zijn met het steeds terugkomende beeld van Floortje die plotseling voor mijn auto opduikt. Dat mijn vrouw mij verlaten heeft, omdat ik in een zwijgende zombie veranderd ben. Dat ik ontslagen ben, omdat ik het werk niet meer aan kan. Dat ik nu in een klein flatje woon waar het een onbeschrijflijke bende is en waar ik alleen maar uit kom om boodschappen te doen. Dat ik mijn rijbewijs weggegooid heb, omdat ik nooit meer in een auto wil rijden. Maar ik zweeg daarover. Het enige wat ik wist te zeggen, was: “Margriet, het spijt me. Het spijt me heel erg”.

Margriet
Na die braakgolf van woede was er nog veel meer frustratie in me die ik er uit had willen schreeuwen. Maar het stopte. Ik voelde me ineens uitgeput, leeg. Maar toen hij zei dat het hem speet, kwam de woede weer helemaal terug. Ik sprong overeind en schreeuwde:
“Spijt? Spijt, nu? In de rechtszaal heb ik het niet gehoord en ook niet gemerkt. Ook zeker op advies van je advocaat om je straf zo laag mogelijk te houden. Maar nu je hier ligt en je eindelijk wordt aangesproken op wat je gedaan hebt, heb je zeker ineens spijt. Laat me niet lachen. Bovendien is dat te laat. Nu hoeft het niet meer.”

Onno
Ik realiseerde me dat alles wat ik zei of deed fout zou zijn. Weer verwachtte ik een aanval, maar ze draaide ze zich om en liep naar de deur, waar ze zich omdraaide en zei: “Je moet hier maar eens een nachtje over nadenken. Ik doe dat al een jaar lang”.
En vlak vóór ze de deur sloot, zei ze nog:
“Schreeuwen en herrie maken heeft geen zin. Niemand kan je horen. Ik heb de kamer helemaal geluiddicht gemaakt.”
De deur ging dicht, maar de lamp liet ze aan.

Margriet
Ondanks dat alles volgens plan verlopen was en ik Onno in mijn macht had, was ik de volgende morgen nog heel nerveus. Ik wist dat ik nog lang niet klaar was. Hij moest nog veel meer lijden. Ik wilde zijn ogen zien rollen van de angst. Hem zien vechten met de touwen om te ontsnappen aan mijn wraak. Ja wraak, dat was wat ik wilde, want hij had mijn Floortje vermoord. En dat moest met gelijke munt terugbetaald worden.

Na het ongeluk en vóór de rechtszaak voelde ik alleen maar verlies en verdriet. Ik dacht nauwelijks aan degene die haar doodgereden had. Maar dat veranderde tijdens de rechtszitting. Ik ergerde me aan de zwijgende verdachte die de hele tijd voorover gebogen zat en niet op of om keek. Hij liet zijn advocaat het woord doen. De manier waarop deze over de zaak sprak en de rol van Onno daarin schetste verbijsterde me. Volgens hem was er niet zo veel gebeurd en was alles niet veel meer dan ongelukkig toeval, een vervelende samenloop van omstandigheden waar eigenlijk niemand schuld aan had. Maar de echte omslag kwam na de uitspraak van de rechter. Toen zag ik hoe Onno en de advocaat elkaar met een blij gezicht de hand schudden. Ze hadden gewonnen en Stella en ik hadden verloren. Bij mijn verdriet kwam een sterk gevoel van haat. Haat voor de persoon die daar stond. Hij was degene die door nonchalance en onverschilligheid verantwoordelijk was voor de dood van mijn kind. Dit vonnis was geen rechtvaardigheid, niet voor mij en niet voor mijn arme, lieve Floortje.
Ik wist onmiddellijk dat ik zo'n lichte straf niet kon accepteren. Daar kon ik niet mee leven. Ik moest iets doen. En wat ik moest doen werd in de dagen en weken er na steeds duidelijker en voor mij vanzelfsprekend. Dit onrecht kon alleen maar ongedaan gemaakt worden als ook hij zou sterven. Die gedachte werd een verlangen en later een obsessie. En zo ontstond het plan om hem dood te maken. En de uitvoering van dat plan werd het enige doel in mijn leven. Wat er daarna zou gebeuren, daar dacht ik niet eens aan.

(wordt vervolgd met Deel 3. Complicaties)

No comments:

Post a Comment