Saturday, April 27, 2013

Prediker 4, Vers 6

Vele jaren geleden - ik was nog heel jong, vol verwachting en ambitie - heb ik het boek "De wereld gaat aan vlijt ten onder" van Max Dendermonde gelezen. Het maakte op mij een diepe indruk. De beste samenvatting van het boek geeft de schrijver zelf als hij de hoofdpersoon Alec J. Weatherwood in een gesprek over zijn levenswijze en -visie laat zeggen: lees Prediker 4, Vers 6 maar. 

Toen ik dat bijna een halve eeuw geleden las, heb ik meteen opgezocht wat daar staat: "Beter een hand vol rust, dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind". Ik ben het nooit meer vergeten. En bij het lezen van het artikel "Lummelen is van levensbelang"in de NRC weekend, moest ik onmiddellijk weer aan dat boek en die bijbeltekst denken.

In dat artikel - een verkorte versie van de Kousbroeklezing die de bioloog Tijs Goldschmidt op 19 april in de Rode Hoed in Amsterdam uitsprak - staat dat er een proef is gedaan met torenvalken in het Lauwersmeergebied. Er was geconstateerd dat deze dieren in een betrekkelijk korte tijd voldoende voedsel voor zichzelf en hun jongen konden vinden. Torenvalken jagen door in de lucht een soort "sur place" te maken, ook wel omschreven als "bidden". Ze hangen dan gedurende enige tijd stil boven één plaats om de locatie van de prooi te lokaliseren en vallen daarna aan als de slagingskans groot genoeg is. Ik heb het zelf vaak gezien, maar meestal zie je ze zonder een poging te doen na een tijdje weer verder vliegen.
Deze manier van jagen blijkt erg effectief te zijn, want torenvalken zijn slechts vier uur per dag biddend aan het jagen. De vraag rijst nu: waarom zijn die dieren zo lui? Als ze wat ijveriger zouden zijn, dan zouden er veel meer torenvalkjes groot gebracht kunnen worden. Dat is toch de ijzeren wet van de natuur: zo veel mogelijk nakomelingen voortbrengen?


In de proef werden er aan de nestjes van een aantal torenvalken twee eieren toegevoegd. Alle keren dat de onderzoekers dat deden, slaagden de brave dieren er in om dat extra kroost van voedsel te voorzien. Dus werden er aanzienlijk meer vlieg- en biduren gemaakt. Ze kunnen het dus wel. Waarom doen ze het dan niet altijd? Het antwoord is: ze werken zich dan letterlijk dood. Alle proefdieren die meer jongen dan normaal kregen, hadden een kortere levensduur. Hun jachtmethode is weliswaar bijzonder effectief, maar vooral het zgn. bidden kost veel energie. Er is dus gewoon een lange rusttijd nodig om weer te herstellen.

Zou dit ook op ons slaan? Een domme vraag. Ja natuurlijk! Daarom voor alle mensen die het al heel lang ontzettend druk hebben een gratis advies: schrijf op een papiertje, bordje, tegeltje of wat dan ook de woorden Prediker 4, Vers 6. Dat is genoeg. Zet of hang het op de plaats waar je het langst (niet het hardst!) werkt. Mij heeft het in ieder geval geholpen. Ik heb altijd gedacht: ik zal een keer ergens aan doodgaan, maar ik zal me zeker niet doodwerken. Tot nu toe is dat gelukt.

No comments:

Post a Comment